BIJLAGE A : TREASURY STATUUT
Het Treasury Statuut gaat artikelsgewijze in op de doelstellingen en de randvoorwaarden van het treasury management in Delft. Elk artikel wordt direct gevolgd door de toelichting erop, hetgeen een integraal deel van het artikel uitmaakt. De basis voor dit statuut is de treasuryrapportage die op 25 juni 1998 door de Raad is vastgesteld.
De formele uitwerking van de bevoegdhedenverdeling tussen raad, B&W en afdeling CFB/TM zal in delegatie-/mandaatbesluiten worden vastgelegd.
Art 1 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om het liquiditeitssaldo te beleggen c.q. te financieren in rekening-courant.
Onder liquiditeitssaldo wordt verstaan de daadwerkelijk op enig moment -reeds- aanwezige liquiditeiten. Hierbij wordt derhalve nadrukkelijk uitgesloten die situatie, waarbij CFB/TM opzettelijk rente-arbitrage pleegt door het gelijktijdig aantrekken en uitzetten van gelden. Een dergelijke rente-arbitrage is nadrukkelijk slechts toegestaan indien onverhoopt overschotsituaties c.q. tekortsituaties ontstaan doordat achteraf moet worden geconstateerd dat voor een te lange periode of een te groot volume financiering is aangetrokken c.q. uitgezet.
Art 2 CFB/TM is namens het college van B&W hiertoe bevoegd rekeningcourantovereenkomsten aan te gaan met in Nederland gevestigde bankinstellingen, die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank N.V. als bedoeld in de Wet Toezicht Kredietwezen.
De bevoegdheid tot het aangaan van rekening-courantovereenkomsten is in het kader van dit besluit nadrukkelijk beperkt tot de hierboven omschreven partijen. Het aangaan van rekening courant overeenkomsten met andere partijen behoeft nadere specifieke toestemming.
Onder in Nederland gevestigde bankinstellingen worden in dit artikel en volgende artikelen begrepen bankinstellingen met statutaire zetel in Nederland alsmede dochters/kantoren van banken met statutaire zetel in het buitenland. Een en ander onverkort de eis van toezicht van De Nederlandsche Bank N.V., als bedoeld in de Wet Toezicht Kredietwezen.
Bij het aangaan van rekening-courantovereenkomsten met de hierboven beschreven bankinstellingen dient CFB/TM te streven naar de meest gunstige voorwaarden en condities, waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Art 3 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om bedragen uit te zetten op deposito's, onderhandse geldleningen c.q. in schuldbewijzen in Nederlandse gulden, voor zover deze impliciet een hoofdsomgarantie inhouden.
Het uitzetten van gelden is nadrukkelijk niet beperkt tot deposito's doch kan alle op enig moment in de markt aanwezig zijnde instrumenten omvatten, e.e.a. nadrukkelijk voor zover de hoofdsomgarantie van kracht is. Conform hetgeen reeds werd gesteld bij artikel 2, dient CFB/TM hierbij te streven naar de meest gunstige voorwaarden en condities, waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Art 4 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd uitzettingen aan te gaan bij de
hieronder aangegeven partijen:
Onbeperkte looptijd:
a. Rijk, Provincies, Gemeenten en instellingen waarvoor voornoemde overheden adequaat borg staan;
b. naar het oordeel van het treasuryberaad gelijk te stellen publiekrechtelijke lichamen;
c. door het treasuryberaad aan te wijzen bedrijven die volledig eigendom van de overheid zijn;
d. in Nederland gevestigde banken, bedrijven en instellingen met AAA rating;
Looptijd maximaal 5 jaar:
e. in Nederland gevestigde banken, bedrijven en instellingen met een rating die in hoge mate gelijk is gesteld aan AAA; Looptijd maximaal 6 maanden:
f. door het treasuryberaad aan te wijzen overige banken, bedrijven en instellingen met hoofdvestiging in Nederland en minimaal een "AA" rating of daaraan gelijk te stellen; Looptijd maximaal 1 maand:
g. door het treasuryberaad aan te wijzen overige op de Nederlandse effectenbeurs genoteerde bedrijven die in ieder geval een "Aaa" rating van GIM hebben; Looptijd maximaal 11 jaar (uitsluitend voor derivaten zonder hoofdsomrisico):
h. door het treasuryberaad aan te wijzen ten behoeve van transacties in derivaten: West-Europese en Noord-Amerikaanse beursgenoteerde banken met een AA-rating van Moodys of Standard & Poors. Voor de categorieën e, f, g en h geldt een maximum van 30% per groep en een individueel maximum van 10% van de uitgezette of opgenomen portefeuille.
Dit artikel beperkt zich tot een indeling naar categorie. Binnen categorieën zullen nog nadere specifieke aanwijzingen dienen plaats te vinden. Deze worden door het treasuryberaad vastgesteld en worden vermeld in de limietenlijst. Aandachtspunten welke hierbij -kunnen- gelden zijn hieronder weergegeven.
Rijk, Provincies en Gemeenten
Onder deze categorie worden ook begrepen door de overheid direct of indirect gegarandeerde instellingen. Hierbij worden bedoeld regelingen zoals via een waarborgfonds gegarandeerde woningbouwcorporaties, zo lang dit waarborgfonds een contragarantie heeft van het Rijk. De afweging in hoeverre garanties adequaat zijn dient door het treasuryberaad te worden gedaan.
Overige publiekrechtelijke lichamen
Het treasuryberaad zal uitdrukkelijk moeten nagaan in hoeverre publiekrechtelijke lichamen inderdaad zekerheidstechnisch gelijk zijn te beschouwen aan Rijk, Provincie of Gemeente. Bij een gemeenschappelijke regeling speelt bijvoorbeeld een rol in hoeverre een zelfstandig claimrecht bij de achterliggende overheden is geregeld.
Overheidsbedrijven
Hieronder zijn bijvoorbeeld begrepen nutsbedrijven. Een beoordeling van het risico zal daadwerkelijk dienen plaats te vinden.
Overige bedrijven en instellingen
Gegeven de aard van de risico's op dergelijke marktpartijen is de specifieke aanwijzing van partijen voorbehouden aan het treasuryberaad.
Art 5 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om tevens bedragen in Nederlandse gulden aan te trekken in de vorm van leningen c.q. schuldbewijzen in Nederlandse gulden uit te geven.
Het aantrekken van gelden is nadrukkelijk niet beperkt tot kasgeldleningen en onderhandse geldleningen maar kan alle op enig moment in de markt aanwezig zijnde instrumenten omvatten. Conform hetgeen reeds werd gesteld bij artikel 2 en artikel 3, dient CFB/TM te streven naar de meest gunstige voorwaarden en condities, waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Art 6 Hierbij in acht te nemen dat leningen uitsluitend mogen worden opgenomen bij:
a. de in artikel 4 bedoelde partijen;
b. door het treasuryberaad Raad aan te wijzen overige bedrijven en instellingen.
Het artikel beoogt de directe geldgevers van dezelfde kwaliteit te laten zijn als de geldnemers.
Art 7 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om met behulp van off-balance-sheet transacties te sluiten en:
a. het renteniveau van een toekomstig liquiditeitsoverschot te fixeren of aan een minimum te verbinden, danwel
b. het renteniveau van een toekomstig liquiditeitstekort te fixeren of aan een maximum te verbinden.
In de financiële markten zijn zowel symmetrische als asymmetrische instrumenten beschikbaar. Het artikel beoogt geen van deze beide categorieën uit te sluiten. Onder symmetrische instrumenten wordt hier verstaan instrumenten die renteniveaus fixeren en hierdoor de mogelijkheid van het profiteren van een gunstige rente-ontwikkeling uitsluiten. Asymmetrische instrumenten leggen een bodem c.q. plafond aan rentebaten c.q.. -lasten zonder de mogelijkheid van profiteren van gunstige rente-ontwikkelingen uit te sluiten.
Zodanige constructies waarbij bijvoorbeeld toekomstige renteniveaus worden gefixeerd door gelden aan te trekken en deze vervolgens tijdelijk uit te zetten, worden voor de toepassing van dit artikel op één lijn met het gebruik van off-balanceinstrumenten gesteld.
Art 8 Hierbij in acht te nemen dat dergelijke off-balance-sheettransacties uitsluitend mogen worden afgesloten ter afdekking van renterisico's.
Off-balanceinstrumenten kunnen worden gebruikt om daadwerkelijk renteposities te managen. Het zelfstandig gebruik van deze instrumenten om additioneel resultaat te realiseren is niet toegestaan. In het algemeen betekent dit dat deze instrumenten uitsluitend kunnen worden gebruikt in de volgende situaties:
a. Forward Rate Agreements mogen worden verkocht voor zover betrekking hebbende op een positieve rentepositie;
b. Forward Rate Agreements mogen worden gekocht voor zover betrekking hebbende op een negatieve rentepositie;
c. Forward Rate Agreements mogen worden verkocht c.q. gekocht in combinatie met een reeds eerder respectievelijk gekochte c.q. verkochte Forward Rate Agreement voor dezelfde -resterende- looptijd en betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie. Hiermede worden bedoeld die situaties waarbij eerder afgesloten Forward Rate Agreement contracten worden "tegengesloten";
d. Rente-opties mogen worden gekocht voor zover betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie;
e. Rente-opties mogen worden verkocht voor zover in combinatie met een gelijktijdig, of reeds eerder, gekochte optie voor dezelfde -resterende- looptijd en betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie. Hiermede worden bedoeld die situaties waarbij eerder afgesloten rente-optie contracten worden "tegengesloten", alsmede die situaties waarbij door het combineren van rente-opties een bandbreedte wordt gecreëerd;
f. Interest Rate Swap contracten mogen worden aangegaan voor zover betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie;
g. Interest Rate Swap contracten mogen worden aangegaan in combinatie met een reeds eerder aangegaan Interest Rate Swap contract voor dezelfde -resterende- looptijd en betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie. Hiermede worden bedoeld die situaties waarbij eerder afgesloten contracten worden "tegengesloten"
h. Interest Rate Swap contracten mogen worden aangegaan in combinatie met een gelijktijdig aangegaan Interest Rate Swap contract voor een ongelijke looptijd en betrekking hebbende op een werkelijke rentepositie. Hiermede worden bedoeld die situaties waarbij de facto een uitgestelde ingangsdatum van een Interest Rate Swap contract wordt gecreëerd.
Art 9 Transacties zoals in de voorgaande artikelen beschreven dienen op voor de gemeente Delft zo gunstig mogelijke condities te worden afgesloten.
Onder condities wordt hier nadrukkelijk niet alleen bedoeld rentepercentages, doch ook bijkomende zaken als provisies, zekerheden en enig ander soort kosten.
Art 10 Transacties zoals in de voorgaande artikelen beschreven dienen te zijn gebaseerd op een rentevisie. Deze visie wordt minimaal 3x per jaar opgesteld door een treasuryberaad, waarvan de samenstelling/werkwijze nader wordt vastgesteld door de Raad. Zitting hierin hebben in ieder geval een vertegenwoordiger van B&W, staf CFB en de beleidsmedewerker CFB/TM.
Het treasuryberaad heeft tot doel de strategische lijn van het liquiditeiten- en het hiermee samenvallende renterisicobeheer aan te geven. De tactische invulling hiervan is onder inachtneming van de overige hiervoor genoemde artikelen de verantwoordelijkheid van CFB/TM. In die situaties waarin, door het treasuryberaad, geen visie kan worden geformuleerd dient het treasuryberaad evengoed de strategische lijn zoals hiervoor bedoeld aan te geven.
Art 11 Een belangrijke randvoorwaarde waar ten alle tijde aan voldoen moet zijn is dat het totale belang aan variabele rente nooit meer mag zijn dan 20% van de som van alle opgenomen lange geldleningen.
Onder variabele rente wordt hierbij verstaan de som van enerzijds alle kasgeldlenin gen, etc. en anderzijds het saldo tussen de renteherzieningen op de portefeuille leningen u/g en de portefeuille o/g. Deze 20% is het absolute maximum. Het treasuryberaad bepaalt de taktiek, waarbij er vanuit wordt gegaan dat normaliter de variabele rente nooit hoger zal zijn dan 15%.
Art 12 CFB/TM dient te streven naar een optimaal renteresultaat. Ter verwezenlijking hiervan dient zij de bepalingen van de hiervoor genoemde artikelen in acht te nemen.Het streven naar een optimaal renteresultaat mag nimmer overschrijding van de voorwaarden zoals in de overige artikelen vastgelegd tot gevolg hebben. Hierbij wordt onderkend dat deze limitering in handelen een tegenwerkend effect ten aanzien van een optimaal renteresultaat kan betekenen.
Art 13 CFB/TM is namens het college van B&W en conform artikel 3 bevoegd om bedragen te beleggen in obligaties c.q. in schuldbewijzen in Nederlandse gulden, voor zover hierbij impliciet een hoofdsomgarantie van kracht is.
Het beleggen in obligaties c.q. schuldbewijzen kan alleen plaatsvinden nadat alle mogelijkheden zijn onderzocht om de kennelijk overtollige liquiditeiten aan te wenden ter vroegtijdige aflossing van lopende leningen of ter investering in voor de gemeente nuttige zaken. Het beleggen van middelen op langere termijn is geen taak voor een lokale overheid.
Art 14 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om met off-balance instrumenten de vaste rente op langlopende geldleningen te wijzigen in variabele rente, onder in achtneming van de navolgende voorwaarden. Het renterisico mag niet hoger zijn dan 20% van de som van de gemiddeld opgenomen geldleningen en de kasgeldlimiet mag niet worden overschreden.
Art 15 CFB/TM is verantwoordelijk voor het opstellen van het Treasury handboek. Dit handboek wordt door het college van B&W vastgesteld. Hierin wordt geregeld: control, verantwoordingsinformatie, administratieve organisatie (AO), interne controle en functiescheiding van de treasury.
Art 16 Met variabele rente wordt bedoeld een rente die maximaal 6 maanden vaststaat.
Art 17 CFB/TM is namens het college van B&W bevoegd om zodra de euro is ingevoerd (volgens plan per 1 januari 1999) alle hierboven bedoelde contracten in euros af te sluiten.
Art 18 Wijzigingen in dit statuut kunnen slechts worden aangebracht door de Raad.