06 augustus 2002

Jaarverslag 1997 - gemeentelijke ombudscommissie - deel 7 uit 8


vorige_pagina.gif (193 bytes)
naar deel 6


Bijlage IV

Verordening gemeentelijke ombudscommissie

De raad van de gemeente Delft, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 1992, gelet op de artikelen 82 e.v. van de Gemeentewet,

besluit :
vast te stellen de volgende Verordening gemeentelijke ombudscommissie.

Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder:

1. a. commissie: de commissie genoemd in artikel 2
    b. gemeentelijk orgaan:

1. de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, voorzover niet optredend in zijn hoedanigheid van hoofd van politie;
2. een gemeentelijke dienst, met uitzondering van de politie; een gemeentelijk bedrijf en een gemeentelijke instelling;
ambtenaar: een ieder die in dienst van de gemeente werkzaam is, met uitzondering van degene die in dienst is van de politie.

     c. gedraging: het handelen of nalaten van een gemeentelijk orgaan jegens een            natuurlijk persoon of rechtspersoon.
2. Onder een gedraging van een gemeentelijke dienst, bedrijf of instelling wordt mede begrepen een gedraging van een ambtenaar die bij dat gemeentelijk orgaan werkzaam is.

Artikel 2.

1. Er is een gemeentelijke ombudscommissie.
2. De commissie is niet ondergeschikt aan enig gemeentelijk orgaan.

Artikel 3.

1. De commissie bestaat uit drie leden, welke niet afkomstig zijn uit het midden van de raad:

a. een voorzitter, op voordracht van burgemeester en wethouders, door de gemeenteraad benoemd;
b. twee leden, eveneens op voordracht van burgemeester en wethouders, door de gemeenteraad benoemd.
c. de commissie wijst uit haar midden een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.

2. Op dezelfde wijze als in het vorige lid wordt een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden benoemd.
3. Tot lid, respectievelijk plaatsvervangend lid van de commissie, is niet benoembaar degene als bedoeld in artikel 1,lid 1 sub c.
4. Leden of plaatsvervangende leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, als genoemd in artikel 6,wanneer de zaak waarop de klacht betrekking heeft hun echtgenoten of hun bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk aangaat, indien zij als gemachtigden in de zaak zijn betrokken, alsmede indien zich andere feiten of omstandigheden voordoen, die het vormen van een onpartijdig oordeel kunnen bemoeilijken.
Alsdan verschonen zij zich.
Wanneer de situatie als hiervoor weergegeven zich voordoet en betrokkene zich niet verschoont, kan hij door de indiener van de klacht gewraakt worden.Over een dergelijke wraking beslissen de overige leden van de commissie.

Artikel 4.

1. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie worden benoemd voor een periode van vier jaar.
2. Zij kunnen voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd.
3. Het lidmaatschap, respectievelijk het plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie vervalt:
a. bij het verkrijgen van de hoedanigheid van raadslid, voorzitter van de raad of ambtenaar;
b. op eigen verzoek.
4. De gemeenteraad trekt de benoeming van een lid, respectievelijk plaatsvervangend lid in wanneer dit lid naar het oordeel van de gemeenteraad door handelen of nalaten het aanzien van de commissie heeft geschaad.
5. De leden van de commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeentewet vastgestelde regeling.
6. De werkelijk gemaakte kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de commissie worden vergoed.

Artikel 5.

1. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders.
2. Burgemeester en wethouders wijzen tevens een plaatsvervanger aan.
3. De secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie. Burgemeester en wethouders stellen terzake nadere regels vast.

Artikel 6.

De commissie onderzoekt schriftelijke klachten over gedragingen van gemeentelijke organen en beoordeelt of het betreffende orgaan zich in een bepaalde aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft gedragen.

Artikel 7.

1 Een ieder heeft het recht zich tot de commissie te wenden met een klacht over een gedraging van een gemeentelijk orgaan.

2. De klacht dient:

a. op schrift te zijn gesteld;
b. naam, adres en woonplaats van klager te bevatten;
c. waarop de klacht betrekking heeft;
d. de gronden te bevatten waarop de klacht berust;
e. aan te geven dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 10 lid 1, alsmede wat de zienswijze is van het gemeentelijk orgaan;

3. De voorzitter wijst een klager, die het bepaalde in het vorige lid niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en stelt hem in de gelegenheid dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
4. De voorzitter verwijst een klager, die niet in staat is te voldoen aan het bepaalde in lid 2, naar een instantie die klager bij het op schrift stellen van zijn klacht behulpzaam kan zijn.

Artikel 8.

1. De commissie neemt een klacht niet in behandeling:

a. zolang niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 7 lid 2, respectievelijk de termijn als genoemd in artikel 7 lid 3, onbenut, is verstreken;
b. indien de termijn als genoemd in artikel 10 lid 4 is overschreden;
c. indien de klacht betrekking heeft op algemeen verbindende voorschriften;
d. indien de klacht betrekking heeft op algemeen beleid;
e. indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan voor klager een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat of heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik gemaakt heeft of indien in het kader van die voorziening een procedure aanhangig is of uitspraak is gedaan;
f. indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan, anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening, een procedure aanhangig is of uitspraak is gedaan.

2. Wanneer overschrijding van de termijn als genoemd in lid 1,sub a en b redelijkerwijs verschoonbaar is, wordt een klacht toch in behandeling genomen.

Artikel 9.

Indien de commissie op grond van het bepaalde in artikel 8 een klacht niet in behandeling neemt, doet zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de klager onder vermelding van de redenen.

Artikel 10.

1. Alvorens zich met een klacht tot de commissie te wenden, stelt de klager het betrokken gemeentelijk orgaan in kennis van de klacht over zijn gedraging en biedt hij dit orgaan de gelegenheid zijn zienswijze over de klacht te geven.
2. Het gemeentelijk orgaan neemt de klacht niet in behandeling indien meer dan een jaar is verstreken sedert de gedraging, waarover de klacht is ingediend, heeft plaatsgevonden.
3. De procedure, op grond waarvan de zienswijze als genoemd in lid 1 gegeven wordt, dient met voldoende waarborgen te zijn omkleed.
4. Wanneer de klager het niet eens is met de zienswijze van het gemeentelijk orgaan, als genoemd in lid 1, kan hij zich, binnen een termijn van zes weken, met een klacht tot de commissie wenden.
5. Eveneens kan de klager zich met een klacht tot de commissie wenden wanneer het gemeentelijk orgaan weigert zijn zienswijze over de klacht te geven of dit niet binnen een redelijke termijn doet.

Artikel 11.

1. Indien de commissie het, in verband met een zorgvuldige behandeling van een klacht, nodig oordeelt, stelt zij het gemeentelijk orgaan alsmede de klager in de gelegenheid hun standpunt nader toe te lichten.
2. De commissie geeft aan of de toelichting schriftelijk of mondeling, ten overstaan van de commissie, gegeven dient te worden.
3. Indien de toelichting mondeling, ten overstaan van de commissie, gegeven dient te worden, belegt de commissie daartoe een zitting, tijdens welke de commissie voltallig aanwezig is.
4. Het gemeentelijk orgaan alsmede de klager worden tijdig en behoorlijk opgeroepen om tijdens een zitting aanwezig te zijn.
5. Indien het gemeentelijk orgaan of de klager wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na de in het vorige lid gedane mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter.
6. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als genoemd in het vorige lid wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokkene meegedeeld.
7. Het gemeentelijk orgaan alsmede de klager kunnen zich tijdens een zitting laten bijstaan, of zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
8. De commissie bepaalt of het horen van het gemeentelijk orgaan alsmede de klager tijdens een zitting al dan niet in elkaars tegenwoordigheid zal plaatsvinden.
De commissie besluit tot afzonderlijk horen, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling van de klacht zal belemmeren.

Artikel 12.

1. Aan de commissie worden desgevraagd, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten, hetgeen ter beoordeling van de commissie is, alle inlichtingen verstrekt, die voor de behandeling van een klacht nodig zijn.
2. De commissie kan, in verband met de behandeling van een klacht, ook anderen dan het gemeentelijk orgaan waarover een klacht is ingediend en de klager, om inlichtingen vragen.
3. De commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen.

Artikel 13.

1. Wanneer het onderzoek naar aanleiding van een klacht is afgesloten stelt de commissie een rapport op waarin zij haar bevindingen en haar oordeel weergeeft.
2. De commissie zendt haar rapport aan de klager, aan het gemeentelijk orgaan op wiens gedraging de klacht betrekking heeft alsmede aan het lid van het college van burgemeester en wethouders, onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging valt.Zo zij daartoe aanleiding ziet, kan de commissie aan het gemeentelijk orgaan, als genoemd in lid 2, haar zienswijze bekendmaken over eventueel te nemen maatregelen.De commissie stelt haar rapport op binnen redelijke termijn nadat een klacht aan haar is voorgelegd.

Artikel 14.

De commissie zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden aan de gemeenteraad.

Artikel 15.

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudscommissie.2. Zij treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

volgende_pagina.gif (194 bytes)
naar deel 8

terug naar boven