Nota: Een veilige stad voor iedereen (deel 1 uit 2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() naar agenda |
Naar een overkoepelend integraal veiligheidsbeleid Delft
Hoofdstuk 1 Inleiding Deze nota bevat de stedelijke kaders voor integraal veiligheidsbeleid. De ambities op dit beleidsterrein en daarvoor benodigde inspanningen zijn geformuleerd op grond van informatie en wensen van partners uit het veiligheidsveld en op grond van de begin 1998 door de commissie Veiligheid geformuleerde prioriteiten. De gehanteerde definities zijn: Integraal veiligheidsbeleid is gericht " op het verhogen van de sociale veiligheid, en op het zorgdragen voor de afwezigheid van criminaliteit en overlast". Dit beleidsterrein bevat overlappen met vele beleidsterreinen, zoals nadrukkelijk het integraal jongerenbeleid en het onderwijsbeleid. Hoofdstuk 2 Context van het integraal veiligheidsbeleid. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving en analyse van de objectieve en subjectieve veiligheid. Verschillende grafieken geven feiten en cijfers over criminaliteit in Delft in vergelijking met andere steden en de verdeling binnen Delft over de verschillende wijken. De mate waarin bewoners zich onveilig voelen staat beschreven naar wijk, leeftijd en geslacht. Deze gegevens zijn vervolgens geanalyseerd in relatie tot de ruimtelijke omgeving (R), de institutionele omgeving (I), de sociale omgeving (S) en de criminele omgeving (C), het zogenaamde RISC-model. Hoofdstuk 3 Een veilige stad voor iedereen De algemene doelstelling "een veilige
stad voor iedereen" heeft twee subdoelstellingen: De bestuurlijke betrokkenheid speelt zich af op de vijf schakels van de veiligheidsketen: van pro-actie en preventie, via preparatie en repressie tot nazorg. De uitgangspunten van het Integraal Veiligheidsbeleid zijn samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie en met externe partners uit de stad en samenwerking met burgers door middel van het vergroten van de zelfredzaamheid. De inspanningen van het Integraal Veiligheidsbeleid zijn gericht op de door de raad aangegeven prioriteiten agressieve delicten, woninginbraak, alcohol en drugs, verkeersveiligheid evenals op de doelgroep jongeren. Hoofdstuk 4 Hoe te komen tot een veilige stad Hoofdstuk vier geeft een inventarisatie van de inspanningen die nodig zijn om "een veilige stad voor iedereen" te bereiken. Deze inspanningen bestrijken de gehele bestuurlijke veiligheidsketen en zijn waar mogelijk gebiedsgericht en waar nodig doelgroepgericht. In dit hoofdstuk staan een aantal reeds lopende projecten op het gebied van IVB, beschreven. Voorgesteld wordt aan het integraal veiligheidsbeleid een impuls te geven door het opstarten van een zestal pilot-projecten, deels aansluitend op en deels ter stimulering van de lopende projecten. Deze pilots zijn: 1) koppeling zorgteams scholen en Openbaar Ministerie; 2) Politie Keurmerk Veilig Wonen; 3) Veilig Uit en Thuis in Delft; 4) Veiligheidsparagrafen in de wijkplannen; 5) Verkeersveiligheid; en een 6) Communicatiestrategie Integrale Veiligheid. Hoofdstuk 5 De werkzaamheden georganiseerd. Dit hoofdstuk bevat een bestuurlijk organisatievoorstel. Het voorstel behelst de introductie van een Stuurgroep Integraal Veiligheidsbeleid, bestaande uit de Burgemeester, de wethouders Leefbaarheid en Jongerenbeleid, de directeur Stads/Wijkzaken, Openbaar Ministerie en politie. Ad-hoc toevoeging van andere veiligheidspartners is mogelijk. Taken van de stuurgroep zijn het nader invullen van de stedelijke kaders, het toezicht op de uitvoering, het zorgdragen voor ambtelijk en bestuurlijk draagvlak en voor de voortgangsrapportages. Een coördinator Integraal Veiligheidsbeleid fungeert als ambtelijk secretaris en als coördinator van de projecten binnen de ambtelijke organisatie. Hoofdstuk 6 Hoe verder ? Dit hoofdstuk bevat een korte blik op de toekomst.
Aan het college worden een aantal voorstellen gedaan om Integraal Veiligheidsbeleid in te bedden in de organisatie. Deze zijn: kennis te nemen van de analyse van de veiligheidssituatie; de stedelijke kaders van het stedelijk veiligheidsbeleid te onderschrijven. De stedelijke kaders zijn: * het terugdringen van onveiligheidsgevoelens en * de afname van criminaliteit en overlast met als uitgangspunten: samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie en samenwerking met partners uit het veiligheidsveld samenwerking met de burgers door middel van het vergroten van hun zelfredzaamheid. Voor de aanpak wordt gekozen voor alle 5 elementen uit de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg) en waar mogelijk gebiedsgericht of doelgroepgericht. in te stemmen met het voorstel voor verankering van het Integraal Veiligheidsbeleid in het bestuur d.m.v. een in te stellen stuurgroep Integraal Veiligheidsbeleid waarvan van gemeentezijde de burgemeester, de wethouder Leefbaarheid, de wethouder Kennis en Ontplooiing en een ambtelijk coördinator Integraal Veiligheidsbeleid en van externe zijde de politie en de Officier van Justitie deel uitmaken. Op ad hoc-basis kan deze stuurgroep met andere partners worden aangevuld. in te stemmen met het verder uitwerken van de volgende projecten: * koppeling zorgteams scholen en Openbaar Ministerie * Politie Keurmerk Veilig Wonen * Veilig Uit en Thuis in * Veiligheidsparagrafen in de wijkplannen * Verkeersveiligheid * Communicatiestrategie Integrale Veiligheid over vier jaar deze nota te laten herzien; deze nota voor advies aan de commissie Leefbaarheid voor te leggen. 1. Inleiding Veiligheidsproblemen zijn ingewikkelde problemen. In de eerste plaats, omdat veel van de problemen, die wij onder veiligheidsproblemen rangschikken, in feite ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken zijn, die zich qua oorzaken niet op één manier laten beschrijven. Dat geldt overigens ook voor de aanpak van die veiligheidsproblemen. Daarbij wordt veelal aan de politie gedacht, maar eigenlijk is de politie wat betreft haar repressieve aanpak het sluitstuk van een veiligheidsbeleid en niet begin. En als voorkomen beter is dan genezen - en dat geldt voor veiligheidsproblemen in sterke mate - dan betekent dat, dat er behalve de politie ook veel andere maatschappelijke spelers zijn, die kunnen bijdragen aan de vergroting van de veiligheid in onze stedelijke samenleving. In de tweede plaats zijn de veiligheidsproblemen in onze samenleving zeer talrijk. Als we dat gegeven combineren met de ingewikkeldheid ervan, zal het duidelijk zijn dat prioriteiten zullen moeten worden gesteld. Het stellen van prioriteiten is bij uitstek een zaak van bestuurlijke en democratisch gecontroleerde verantwoordelijkheid. Gezien het bovenstaande is het gewenst, dat de gemeente een integraal veiligheidsbeleid ontwikkelt. In de commissie Leefbaarheid is afgesproken een dergelijk beleid omstreeks de zomer 1999 voor discussie beschikbaar te hebben. Dit integrale veiligheidsbeleid beoogt enerzijds de prioriteiten helder te formuleren en anderzijds een eerste analyse te geven van de complexiteit van die bedoelde veiligheidsvraagstukken, zodat een geïntegreerde aanpak door de diverse maatschappelijke betrokkenen kan worden ingezet. Van belang is hierbij ook, dat de politie
bij de inrichting van haar beleidscyclus (beleidsplan en werkplannen)
beter kan inspelen op de wensen van de gemeente als deze consistent en in
onderlinge samenhang zijn geformuleerd. Het integraal veiligheidsbeleid
heeft daarmee ook een belangrijke functie in die beleidscyclus en met name
bij de inbreng van de burgemeester in lokaal en regionaal Driehoeksoverleg
waar deze beleidsstukken worden vastgesteld. Dat er veiligheidsproblemen zijn, dat staat wel vast. Zoals uit deze nota zal blijken, kan overigens geconstateerd worden dat de problemen weliswaar beheersbaar zijn, maar qua omvang nog wel groeien. Het aantal geweldsmisdrijven is in de afgelopen jaren gegroeid en de onveiligheidsgevoelens nemen toe. Ook om die reden is een integrale aanpak van de veiligheidsproblemen gewenst. In de toenmalige commissie Veiligheid zijn in 1998 naar aanleiding van buurtonderzoek binnen Delft de volgende prioriteitsvelden geformuleerd: - Verkeersveiligheid; In deze nota worden voorstellen geformuleerd voor het gemeentelijk beleid op het gebied van integrale veiligheid. Doel is om aan te geven welke ambities de gemeente heeft op dit terrein en om aan te geven met welke inspanningen de gemeente deze ambities wil bereiken. De nota bevat stedelijke kaders op basis waarvan nadere (resultaats)afspraken kunnen worden gemaakt op wijk- en buurtniveau of t.a.v. een doelgroep. In deze nota zullen voorstellen gedaan worden om integrale veiligheid te bevorderen. Op een enkele uitzondering na zijn deze nog niet geheel uitgewerkt. Enerzijds is het tijdstip van verschijnen van deze nota daar verantwoordelijk voor, anderzijds de wens het gemeentebestuur de keuze te laten welke richting ingeslagen moet worden. Verder uitwerking zal plaats moeten vinden; in die zin is deze nota nog niet af.
De nota is tot stand gekomen in interactie met het "veiligheidsveld". Daarvoor zijn in de maanden april en mei van dit jaar een drietal werkbijeenkomsten georganiseerd. De eerste werkbijeenkomst was bedoeld om in de organisatie een gezamenlijk beeld van de veiligheid in Delft te creëren. De tweede bijeenkomst ging speciaal over de aandachtsgroep jongeren. Voor deze bijeenkomst zijn díe partners in de stad uitgenodigd, die met deze groep iets van doen hebben. Ook wethouder Janssen, verantwoordelijk voor het integraal jongerenbeleid was aanwezig om haar visie te geven op de verbinding tussen de beleidsterreinen veiligheidsbeleid en jongerenbeleid. De derde bijeenkomst had Leefbaarheid als onderwerp. Voor deze bijeenkomst zijn andere partners in de stad, zoals woningbouwcorporaties uitgenodigd. De drie bijeenkomsten samen hebben gezorgd voor een brede input om tot stedelijke kaders te komen. Ook de verdere uitwerking van de nota en de vertaling van de stedelijk kaders in de verschillende wijkperspectieven zal in nauw samenspel met de omgeving geschieden. In de ontwikkelingen rond de vorming van wijkbeheers- en wijkontwikkelingsplannen zal daarom geparticipeerd worden. Na vaststelling van deze nota door het College van B&W zal behandeling in de commissie Leefbaarheid plaatsvinden. Na een positief advies van deze commissie zal de nota Integraal Veiligheidsbeleid met partners in de stad verder uitgewerkt worden.
Om helder te krijgen wat aan de orde komt in deze nota over het Integraal veiligheidsbeleid is het noodzakelijk om zowel het begrip veiligheid als het begrip integraal veiligheidsbeleid nader te omschrijven. Allereerst zullen we ingaan op het begrip veiligheid. We maken onderscheid tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Onder objectieve veiligheid verstaan we de kans om daadwerkelijk slachtoffer van criminaliteit te worden. Deze kans houdt direct verband met het aantal woninginbraken, auto-inbraken, fietsdiefstallen, en andere vormen van criminaliteit die in Delft voorkomen. Onder subjectieve veiligheid verstaan we het gevoel van veiligheid of onveiligheid dat bewoners hebben. Deze gevoelens hoeven niet altijd te sporen met de feitelijke veiligheid in de leefomgeving van burgers. Veel verschillende factoren zijn hierop van invloed. Een eenduidige definitie van Integraal Veiligheidsbeleid is moeilijker te vinden. In allerlei publikaties worden verschillende objecten en raakvlakken van het Integraal Veiligheidsbeleid genoemd. Het gevaar dat Integraal Veiligheidsbeleid tot een containerbegrip verwordt, is daarmee levensgroot aanwezig. Het is van belang om dit te voorkomen omdat daarmee het gevaar ontstaat dat het beleid ondoorzichtig wordt, ad hoc en te breed uitgewaaierd. Op die wijze zal het beleid niet effectief kunnen zijn. Een te sterke beperking van het domein van het Integraal Veiligheidsbeleid kan daarentegen weer leiden tot onvoldoende fundamentele maatregelen, waarbij vaak ook de sociale component uit het oog dreigt te raken. De hier gehanteerde definitie van het Integraal Veiligheidsbeleid gaat er vanuit dat het beleid zich beperkt tot het verhogen van de sociale veiligheid, en het zorg dragen voor de afwezigheid van criminaliteit en overlast. Voordeel van deze benaderingswijze is dat de energie beter gericht wordt, versnippering van aandacht, tijd en geld wordt voorkomen en de nadruk op de sociale component van het veiligheidsbeleid komt te liggen. Uitgangspunt bij het Delftse Integrale Veiligheidsbeleid is binnen de genoemde kaders een brede, maar zeer gerichte inzet op de prioriteiten, zoals aangegeven door de commissie. Bij de totstandkoming van deze nota is gebleken dat deze aanpak gesteund wordt door alle betrokkenen. ![]() Er bestaan verschillende overlappen tussen integraal veiligheidsbeleid en andere beleidsterreinen. Dit speelt voornamelijk bij het jongerenbeleid en het onderwijsbeleid. Door een goede afstemming en coördinatie met beide beleidsterreinen wordt integraliteit en dus kwaliteit van het veiligheidsbeleid bevorderd. Hiernaast wordt de samenhang tussen de beleidsterreinen veiligheid, jongerenbeleid en onderwijsbeleid helder gemaakt.
2.1 Feiten en cijfers Veiligheidssituatie Delft In deze paragraaf wordt een algemeen overzicht gegeven van de feitelijke en beleefde veiligheidssituatie in Delft. De cijfers hebben betrekking op de periode 1992 tot en met 1996 en zijn gebaseerd op het Stadspanel en de politiemonitor. Op grond van deze gegevens hebben de werkbijeenkomsten plaats gevonden. Objectieve veiligheid ![]() Om een algemeen beeld te krijgen van de objectieve veiligheidssituatie is een vergelijking gemaakt van het aantal misdrijven per 1000 inwoners in Delft en een aantal andere steden. Figuur 1 laat zien dat Delft vergeleken met een aantal andere steden relatief laag scoort. Ook is te zien dat tussen 1992 en 1996 sprake is van een lichte daling.
![]() Ook wanneer we kijken naar het aantal geweldsmisdrijven (figuur 2) is te zien dat Delft relatief laag scoort. Hier is echter sprake van een toename tussen 1992 en 1996
Figuur 2 Kijken we hoe de verdeling binnen Delft is dan zien we in figuur 3 dat de geweldsmisdrijven met name in de binnenstad plaatsvinden. Woninginbraken komen het meeste voor in de wijk Vrijenban en relatief weinig in de wijken Voorhof en Buitenhof (figuur 4) ![]() ![]()
Figuur 3 Figuur 4
![]() Kijken we, in figuur 5, naar de woonwijk van de jeugdige delinquenten dan zien we dat er slechts enkele in de Binnenstad wonen.
Figuur 5 Subjectieve onveiligheid Gedurende een lange periode wordt in het Stadspanel gevraagd of mensen zich s avonds weleens onveilig voelen. Sinds 1991 voelt iets meer dan 30% van de Delftenaren zich weleens onveilig. Deze score is vrij constant. Vergelijken we deze cijfers met andere steden, op basis van de landelijk politiemonitor waarbij een iets andere vraagstelling is gehanteerd en die daardoor een iets andere score oplevert, dan zien we dat Delft relatief laag scoort (figuur 6). figuur 6
Kijken we hoe de onveiligheidsgevoelens verschillen per wijk, dan zien we in figuur 7 dat mensen in de wijken Voorhof en Buitenhof zich het meest onveilig voelen. Het percentage personen dat zich onveilig voelt ligt in de wijk Voorhof boven de 40%. In de wijken Voordijkshof en Vrijenban voelt een kleiner aandeel van de bevolking zich onveilig. Opmerkelijk is dat het
aandeel dat s avonds liever thuis blijft omdat men zich onveilig voelt
op straat, in de Binnenstad het laagst is (figuur 8). Blijkbaar wonen daar
relatief veel mensen die zich weleens onveilig voelen s avonds, maar
die daar niet voor thuis blijven. In de wijken Buitenhof en Voorhof liggen
percentages boven de 25%. ![]() ![]()
![]() Opvallend is dat met name de verschillen in onveiligheidsgevoelens sterk samenhangen met leeftijd en geslacht. Figuur 9 geeft een overzicht van de percentages personen die zich s avonds weleens onveilig voelen en het percentage personen dat s avonds liever thuis blijft, naar leeftijd en geslacht.
Figuur 9 In deze paragraaf is de veiligheidssituatie niet uitputtend behandeld. Voor een uitvoerige beschrijving van de veiligheidssituatie verwijzen wij naar de nota Veiligheid in Delft en de politiemonitor 1997. 2.2 Analyse Veiligheidssituatie De in paragraaf 2.1 genoemde cijfers geven een eerste indruk van de veiligheidssituatie in onze stad. In de drie werkbijeenkomsten is het beeld verfijnd en aangevuld met de ervaringen en indrukken van de deelnemers. Deze opsomming van feiten, cijfers en indrukken geeft een globaal beeld van objectieve en subjectieve veiligheid in Delft. Voor analyse van al deze gegevens gebruiken wij het RISC-model. Dit model is ontwikkeld door het servicebureau Beheer en Veiligheid in Rotterdam. Volgens het RISC-model bekijken we veiligheid in relatie tot de ruimtelijke omgeving (R), de institutionele omgeving (I), de sociale omgeving (S) en de criminele omgeving (C). 2.2.1. Veiligheid in relatie tot de ruimtelijke omgeving. De ruimtelijke omgeving is van invloed op de beleving van de veiligheid en de feitelijke veiligheid. Het gaat hierbij om omgevingskenmerken als verlichting, de overzichtelijkheid van terreinen, verkeerssituaties, straatonderhoud en al dan niet algemene verloedering. Iedere inwoner heeft, zodra hij zijn of haar voordeur verlaat, te maken met de ruimtelijke omgeving. De ruimtelijke kenmerken van alleen al een deel van een straat zijn daarom belangrijk. De bewoners zèlf kunnen deze uiteraard het beste op veiligheidsaspecten beoordelen. Hoe verschillend de wijken in Delft ook zijn, er zijn geen plekken aan te wijzen, waar verloedering ernstige vormen heeft aangenomen. Natuurlijk heeft elke wijk en buurt wel een aantal plaatsen die als onveilig worden gezien. Vooral het onderhoud van het groen langs fietspaden en graffiti op muren worden genoemd als mogelijke bronnen van onveiligheidsgevoelens. Ook de hoogbouwwijken worden als minder veilig ervaren. Dit speelt met name bij flats zonder bewoning op de begane grond, de zogenaamde plintenflats. Dit wil niet zeggen dat alle flats onveilig zijn, er zijn ook flats die juist een gevoel van veiligheid uitstralen. 2.2.2 Veiligheid in relatie tot de institutionele omgeving Hierbij gaat het om de mate waarin overheid, politie en instellingen de bewoners ondersteunen. De kwaliteit van de dienstverlening en de klantvriendelijkheid bepalen in belangrijke mate de veiligheidsgevoelens van de burgers. Initiatieven van burgers om problemen te signaleren en kenbaar te maken, zelf aan te pakken en zo mogelijk op te lossen vormen belangrijk succesfactoren voor een effectieve veiligheidsaanpak. Voorwaarde om te komen tot een hogere mate van de zelfredzaamheid van de burgers is dat zij zich gesteund weten door de overheid en overige betrokken instanties. Delft is als middelgrote stad de trotse bezitter van bijna alle soorten voorzieningen die denkbaar zijn, zoals scholen, ziekenhuizen, industriële complexen, recreatieve en toeristische voorzieningen. Ook op het gebied van veiligheid is er, naast politie en justitie, een groot aanbod van maatschappelijke organisaties. Zo hebben scholen, hulpverleningsinstanties en de horeca ieder vanuit hun eigen invalshoek met alcohol- en drugsproblematiek te maken. Binnen het gemeentelijk apparaat zèlf zijn er tevens diverse diensten en afdelingen die in meer of mindere mate opereren het gebied van veiligheid. De bereidheid tot samenwerking en onderlinge afstemming van activiteiten blijkt zonder meer groot te zijn. Door de diversiteit van instellingen en de complexiteit van oorzaken van onveiligheid is die samenwerking echter moeilijk vorm te geven. Zowel intern binnen de gemeente als extern bij de organisaties wordt een betere samenwerking op het gebied van veiligheid als een deel van de oplossing gezien. Elkaar kennen en weten te vinden is van die samenwerking een begin. 2.2.3 Veiligheid in relatie tot de sociale omgeving Bij de sociale omgeving gaat het om contacten die men in de wijk met elkaar onderhoudt en om een gezamenlijk stelsel van waarden en normen. Het niet meer kennen van, of kunnen rekenen op buren of medebewoners, is een belangrijke oorzaak van onveiligheidsgevoelens. Delft is geen uitzondering op de landelijke trend van individualisering en van afname van de eenvormigheid van normen en waarden. Daarnaast vormt de studentenbevolking, met hun eigen leefpatroon en veel eigen voorzieningen, als het ware een stad in een stad. De sociale omgeving is in de werkbijeenkomsten per wijk beschreven. Ook hieruit blijkt dat de invloed van de sociale omgeving op veiligheid een gerichte wijkaanpak vraagt. In het kort zijn de wijken als volgt getypeerd, waarbij aangetekend moet worden dat deze typering vanuit het oogpunt van integrale veiligheid gemaakt is en daarom niet alle aspecten van de verschillende wijken belicht: In de wijk Wippolder is vanouds een grote sociale controle. Deze sfeer van ons kent ons verandert thans door de nieuwbouw van koopwoningen en verandering van bouwstijl. De Hof van Delft bestaat voornamelijk uit diverse beschermde buurtjes. Sommige gedeelten van de wijken Poptahof en Buitenhof kennen nauwelijks sociale verbanden. Er is een hoge mutatiegraad en de culturele tegenstellingen zijn er groter dan in andere buurten. De wijk Tanthof wordt wel als een wijk getypeerd, waar voor jongeren nauwelijks iets te doen is. Het Centrum heeft een gemêleerde bevolkingssamenstelling. Onder meer door buurt- en wijkverenigingen zijn er onder de bewoners veel sociale contacten. De uitgaansmogelijkheden bieden daarentegen weinig sociale controle en een grote anonimiteit. Wonen, werken en recreëren wordt in het centrum, door verschillende sociale groepen, gecombineerd. Delft kent, mede als studentenstad, een relatief grote groep jongeren. Soms zijn jongeren de oorzaak van onveiligheidsgevoelens en overlast. Hangjongeren of groepen die zich uniform presenteren kunnen onveiligheidsgevoelens veroorzaken, meestal zonder dat er daadwerkelijk sprake is van criminaliteit. Aan de andere kant kunnen jongeren ook zelf het slachtoffer zijn van criminaliteit of zich onveilig voelen. Verder kan onbegrip tussen ouderen en jongeren een bron van onveiligheidsgevoelens zijn.
Criminaliteit heeft invloed op zowel de objectieve veiligheid als het veiligheidsgevoel van de inwoners van een stad. Voor veel burgers zijn geweld, inbraak, diefstal, overlast, seksuele misdrijven direct (als slachtoffer) of indirect (van horen zeggen) een bron van onveiligheidsgevoelens. De bestrijding van criminaliteit in de zin van repressie is primair de taak van politie en justitie. Op stedelijk niveau kan de gemeente echter een belangrijke bijdrage leveren als het gaat om het voorkomen van criminaliteit. Bij het Integraal Veiligheidsbeleid richten we ons wat betreft criminaliteit voornamelijk op het organiseren van de samenwerking tussen politie, justitie en andere organisaties. Het aantal misdrijven en het aantal geweldsmisdrijven lijkt in Delft niet hoger te zijn dan in vergelijkbare steden (zie §. 2.1). Het aantal woninginbraken is evenmin reden tot grote ongerustheid. Geweldsmisdrijven en woninginbraken raken een slachtoffer echter in zijn directe bestaan en leefomgeving. Door de directe inbreuk op lijf en goed wordt de persoonlijke integriteit van burgers geschonden. Op deze prioriteitsvelden is vooral de preventie van belang. De criminele omgeving verschilt eveneens per wijk. Uitgaansgeweld en uitgaansoverlast vinden vooral in het centrum plaats, maar de betrokkenen wonen dikwijls in andere wijken of buiten Delft. Alcohol- en of drugsgebruik spelen een rol bij uitgaansgeweld. In het centrum lijkt sprake te zijn van rivaliserende groepen jongeren zoals bijvoorbeeld tussen studenten en Delftse jeugd. Woninginbraken vinden in het centrum juist weer het minst plaats. Jongeren die overlast veroorzaken zijn in verschillende wijken aanwezig. De mate van overlast verschilt echter per wijk, per seizoen en per leeftijd. De politie heeft over het algemeen een goed zicht op deze jongeren. Delft kent verder een kleine groep problematische drugsverslaafden, die verantwoordelijk zijn voor veel delicten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |