Nota Bergingen ten behoeve van scootmobielen | ||
![]() naar agenda ![]() toelichting op nota |
Nota Onderwerp Bergingen ten behoeve van scootmobielen Behandeld door W.M. van den Berg & A.J. de Ruiter Bergingen voor scootmobiels zijn van geheel andere orde dan reguliere bergingen bij woningen. Toch vallen zij onder hetzelfde vergunningen-regime. Dit heeft in het verleden vaak aanleiding tot discussie gegeven bij de afhandeling van individuele gevallen. Om in deze discussie lijn te brengen is gekozen om over deze problematiek een beleidsnota te ontwikkelen. Deze notitie geeft slechts antwoord op de ruimtelijke aspecten die met dit onderwerp verbonden zijn. Financiële en zorgaspecten die verbonden zijn bij de uitvoering van de WVG blijven buiten het kader van deze notitie en zullen separaat aan de orde komen in de Nota Financieel overzicht besparingen WVG. Inleiding: Door diverse oorzaken zoals ziekte, ongeval, ouderdom, kan het gebeuren dat mensen een deel van hun mobiliteit moeten inleveren. Vroeger leidde dit al snel tot een sociaal isolement en/of intramurale verzorging. In de afgelopen jaren/decennia is er steeds meer aandacht gekomen om mensen langer in de eigen vertrouwde omgeving te kunnen laten functioneren. Met name door het voorhanden zijn van allerlei hulpmiddelen, en het verbeteren van bestaande hulpmiddelen, kan worden voorkomen dat de verminderde mobiliteit leidt tot een sociaal isolement. Naast allerlei aanpassingen binnen het eigen huis zien we in de laatste jaren steeds vaker de scootmobiel in het straatbeeld verschijnen. De scootmobiel is een vorm van vervoer die er voor zorgt dat verminderde mobiliteit wordt opgevangen door een zelfstandige manier van (binnenstedelijk) vervoer. Het stelt de mensen met een lichamelijke handicap in staat om zelfstandig boodschappen te doen, op familie/vrienden bezoek te gaan, enzovoorts. Met de introductie van de scootmobiel zien gemeenten zich voor een nieuw probleem gesteld. Deze (kostbare) transportmiddelen hebben een opslagruimte nodig die voldoende ruimte biedt om hem te kunnen beschermen tegen weersinvloeden, tegen vandalisme en die tevens moet voorzien in de mogelijkheid tot het opladen van de accu's. Maar de regelgeving met betrekking tot bouwen, met name het bestemmingsplan, houdt geen of onvoldoende rekening met deze maatschappelijke wens. Het gevolg daarvan is dat in het verleden vele malen discussies zijn gevoerd naar aanleiding van individuele aanvragen om bouwvergunning. In een aantal gevallen is het mogelijk gebleken om zowel ruimtelijk als juridisch een aanvaardbare oplossing te vinden. In een aantal andere gevallen restte ons niets anders dan de bouwvergunning te weigeren en daarmee de mensen met een lichamelijke handicap gewild of ongewild de zo noodzakelijk geachte voorziening te ontzeggen. Naar aanleiding hiervan is de wens ontstaan om een algemene beleidslijn te ontwikkelen hoe om te gaan met scootmobielen in Delft. Daartoe is in eerste aanleg een discussienota ontwikkeld. Op basis van deze nota is bekeken op welke wijze voor toekomende gevallen een algemene lijn kan worden ontwikkeld hoe om te gaan met het voorzien in de ruimtebehoefte voor het stallen van scootmobielen. Uitkomst van de discussie: Naar aanleiding van de discussie zijn een aantal randvoorwaarden te bepalen waarbinnen het nieuw te vormen beleid ten aanzien van scootmobielen zich dient te begeven. In eerste aanleg dient uitputtend te worden onderzocht of binnen de bestaande bebouwing -zowel de woning als de daarbij behorende berging dan wel andere nevenbebouwing- ruimte kan worden geschapen om de scootmobiel verantwoord te stallen. Indien moet worden besloten dat ten behoeve van de berging van een scootmobiel bergruimte moet worden gecreëerd dan dient deze te bouwen voorziening zo mogelijk te worden gerealiseerd binnen de toegestane bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Tot zover niets nieuws. Echter in het verleden is vaak gebleken dat een aantal aanvragen buiten de boot vallen. Het is met name deze categorie die aanleiding is geweest voor de onderhavige nota. Hoe kunnen we nu de mensen met een lichamelijke handicap ter wille zijn door het toestaan van een bergruimte voor scootmobielen indien de bestaande bouwregelgeving geen mogelijkheden biedt. De keuze is dan tussen weigeren of toestaan. Als je besluit tot toestaan is er de vraag wat wil je maximaal toestaan en hoe wil je dit toestaan juridisch verantwoord inkaderen. Bij dit laatste valt te denken aan formeel gedogen of aan het voeren van ruimtelijke vrijstellingsprocedures (de artikelen 17, 18a en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening). Als uitkomst van de gevoerde discussie omtrent de omvang zijn we tot de slotsom gekomen dat als je buiten de bestaande regelgeving iets wilt toestaan, dit moet worden beperkt tot een berging met een zo minimaal benodigd volume. De meest minimale voorziening die op dit moment verkrijgbaar is, is de zogenoemde scootersafe. Dit is een speciaal voor dit doel ontwikkelde metalen box met de afmetingen 155 cm x 125 cm x 110 cm (lxbxh). De prijs van deze voorziening exclusief montage bedraagt -inclusief B.T.W.- 6.750,--. De kosten van plaatsing zullen per afzonderlijk geval variëren, doch een aanname van een gemiddelde investering van 9.000,-- per geval lijkt redelijk. Het is overigens geheel de vraag of dit in alle delen van Delft, ondanks de beperkte inbreuk op het ruimtelijk beeld dat zon scootersafe veroorzaakt, dit een aanvaardbare oplossing kan bieden. Te denken valt aan de plaatsing van deze bergingen in of nabij historisch gevoelige locaties bij monumenten en monumentale stadsgezichten als deze locaties in direct zicht vanaf de openbare weg liggen. Gedoogbesluit of Vergunning ? Het verdient uiteraard te allen tijde de voorkeur om iets te laten bouwen met een bouwvergunning. Als overheid dien je de wet immers te respecteren. Gedogen is een middel waarbij de overheid formeel besluit de wet niet te handhaven. Het hoeft geen verder betoog dat zon opstelling -hoezeer soms ook noodzakelijk- geen schoonheidsprijs verdient. Het is daarom dat wij binnen de bestaande regelgeving naar oplossingen hebben gezocht om indien we besluiten om buiten de grenzen van het bestemmingsplan iets toe te staan dit op een zo verantwoord mogelijke manier in te bedden. Behalve het tegemoet komen aan de wens van de aanvrager en de rechtszekerheid en houdbaarheid van een genomen besluit hebben we ook aandacht gegeven aan de belangen en rechtsbescherming van mogelijke derden/omwonenden. Het formeel gedogen komt aan deze aan de besluitvorming te stellen eisen niet altijd tegemoet. Daarnaast is in de jurisprudentie een trend waarneem-baar waarbij aan gedoogbesluiten strengere eisen worden gesteld. Gedoogbesluiten voor onbepaalde tijd en/of gedoogbesluiten waarbij niet wordt aangegeven op welke wijze in de toekomst de gedoogde situatie alsnog wordt gelegaliseerd, kunnen niet langer de toets der kritiek doorstaan. Derhalve staan wij een andere handelwijze voor. Binnen de Wet op de Ruimtelijke Ordening is het mogelijk om voor 5 jaar vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan (artikel 17 WRO). Indien een scootmobielberging wordt gebouwd met gebruikmaking van deze procedure zijn er 2 voordelen ten opzichte van het formeel gedogen. Ten eerste is er voor derden een ruimere en formeel bepaalde wijze van inspraak vooraf. De rechtsbescherming van deze categorie is dus vooraf verzekerd. Dit is ook in het belang van de rechtszekerheid van de aanvrager en de gemeente. Deze weet vooraf of met het toestaan van het bouwwerk belangen van derden zijn geschaad en of tegen het bouwen/plaatsen van een bergruimte bezwaren bestaan. Ten tweede kunnen we op deze manier voor deze bouwwerken -in ieder geval voor een periode van 5 jaar- bouwvergunning verlenen. Hoe om te gaan met bergingen na afloop van deze periode van 5 jaar ? Indien in deze periode een nieuw bestemmingsplan is ontwikkeld zal het mogelijkerwijs zo zijn dat de berging inmiddels niet meer in strijd is met het bestemmingsplan. In al die gevallen waarin in de periode van 5 jaar het wettelijk regime niet is gewijzigd en de belanghebbende nog steeds gebruik maakt van de scootersafe/berging zal de gemeente dienen af te wegen of tegen de alsdan ontstane strijdige situatie dient te worden opgetreden. In de meeste gevallen kan dit resulteren in het alsnog stilzwijgend gedogen van het instandhouden gedurende een langere tijd van het bouwwerk. Een ander punt is hoe om te gaan met de met subsidie tot stand gekomen bergruimte als de gebruiksbehoefte van deze ruimte is komen te vervallen. (bijvoorbeeld na het vertrek van de persoon met een lichamelijke handicap). Indien het een niet demontabel gebouwde voorziening betreft zal deze ongemoeid dienen te worden gelaten. De kosten van afbraak c.a. zullen meer bedragen dan de restwaarde van de vrijkomende materialen. Anders ligt dat bij de verstrekte voorzieningen met een demontabel karakter (voorbeeld: de ergoflex scootersafe). Deze kunnen op eenvoudige wijze worden verwijderd en worden hergebruikt. In de WVG-nota is er als beleidsuitgangspunt voor gekozen om daar waar mogelijk tot hergebruik over te gaan. Dit om een effectievere inzet van de beschikbare middelen te bewerkstelligen. In het kader van deze nota willen wij daaraan als argument toevoegen dat daarmee kan worden voorkomen dat op termijn de stad dichtslibt met allerlei bouwwerkjes die ooit zijn gerealiseerd om te voorzien in de stallingsbehoefte van de mensen met een lichamelijke handicap maar inmiddels voor velerlei doeleinden worden gebruikt (stalling voor fietsen, tuinmeubilair, etcetera). Uitgaande van dit vastgestelde beleid zal worden bekeken op welke wijze dit hergebruik kan worden vormgegeven. Ook zal daarbij worden bekeken welke rol de leveranciers van de voorzieningen daarin kunnen en willen spelen. Als laatste aandachtspunt is uit de discussie naar voren gekomen dat de behoefte aan zulke voorzieningen structureel is en dat het voorzien in deze behoefte inmiddels breed gedragen wordt. Derhalve zal in de toekomst bij het ontwerpen van bestemmingsplannen de mogelijkheid tot het bouwen van deze bouwwerken binnen dit plan dienen te worden opgenomen. Te denken valt daarbij aan het opnemen van een algemene vrijstellingsbevoegdheid daartoe. Overleg met de OGD Naar aanleiding van een interne discussienota zijn de uitgangspunten zoals verwoord in deze definitieve nota ontwikkeld. Een concept-versie van deze laatste nota is doorgezonden naar de Organisatie voor Gehandicapten in Delft (OGD). Na bestudering van dit stuk hebben zij ons mondeling laten weten in hoofdlijnen te kunnen instemmen met het thans voorliggende stuk. Wel plaatst de OGD kanttekeningen bij het uitgangspunt dat voor de binnenstad en bij lokaties van historische betekenis een restrictiever beleid zal worden gevoerd. Na besluitvorming zal over de details betreffende de uitvoering van deze nota nog nader afstemmingsoverleg op ambtelijk niveau plaatsvinden met vertegenwoordigers van de OGD. Voorgesteld beleid: Bij iedere aanvraag die ons bereikt zal deze via de volgende stappen worden getoetst: 1. Is er een mogelijkheid om in de stallingsbehoefte te voorzien binnen de bestaande bebouwing. Zo ja, dan wordt een aanvraag om een berging afgewezen. Zo nee, dan volgt stap 2. 2. Is er een mogelijkheid om binnen de bestaande bouwvoorschriften een berging te realiseren. Zo ja, dan dient de goedkoopst mogelijke adequate oplossing (veelal de scootersafe) te worden gerealiseerd. Zo nee, dan volgt stap 3. 3. Zijn er mogelijkheden om op het eigen voor- of zijerf een bebouwing te realiseren. Zo ja, dan de goedkoopst mogelijke adequate oplossing (veelal de scootersafe) -eventueel met toepassing van een artikel 18a WRO-vrijstelling- kiezen. Zo nee dan stap 4. 4. Nu er geen andere oplossingen voorradig zijn, wordt overwogen om een artikel 17 WRO-procedure op te starten. Daarbij worden in ieder geval de volgende criteria in ogenschouw genomen: a. indien het mogelijk is om de berging op eigen terrein te realiseren dan verdient dit de voorkeur; b. bij plaatsing in de openbare ruimte wordt dit alleen
overwogen c. in of nabij historisch gevoelige lokaties de
vrijstellingsverlening W.M. van den Berg & A.J. de Ruiter, sector Bouwen en Wonen, sectie BWT. Paraaf hoofd, d.d. |
|
![]() |
![]() |